Van geen vermogen naar geen wegligging… en toch aapt iedereen Martin Bijleveld na

Eerst liep de hele paddock te gniffelen om de Fordjes Anglia waarmee Martin Bijleveld en zijn broer Boudewijn bij de HARC gingen racen, maar al gauw volgde de één na de ander dat voorbeeld. Bij de knaloranje Falcon, een loeder dat in de bochten net zoveel lengte als breedte nodig heeft, was het van hetzelfde laken een pak. Alles scheurt, breekt en kraakt, maar old warhorses never die.

Aan kleurrijke figuren geen gebrek binnen HARC-gelederen. Neem Martin Bijleveld, die er in de historische autosport al sinds 1989 om bekend staat dat hij altijd zijn eigen plan trekt. We bouwen dit verhaal maar meteen chronologisch op, anders snapt niemand waarom hij als verstokte Ford Falcon-coureur sinds een paar jaar wat rommelt met schattige Angliaatjes. Juist, die Harry Potter-dingen. “Daarmee begon het allemaal, na de racecursus van veertien dagdelen bij Hans Deen. Had ik in ieder geval genoeg tijd om erover na te denken wat ik wilde. In mijn geval was de keuze beperkt: historisch of eventueel een merkencup, alleen werd het daar duur om vooraan te rijden, dus bleef er maar één optie over.” Wat doet een mens dan? De Noordzee oversteken om een Ford Anglia type 105E te gaan halen. Hu? “Ik ben in Londen geboren en wist dat de Engelsen fanatiek racen met die dingen, opgevoerd door firma’s als Broadspeed. Dezelfde motortjes lagen met een paar andere carburateurs in de Formula Juniors en dan liepen ze 10.000 toeren.”

FART
Een Anglia, dus. “Olijfgroen en piekfijn bijgehouden door een oud mannetje dat er vanwege een hartkwaal niet meer mee kon rijden. Boudewijn en ik vertelden hem natuurlijk niet wat we ermee van plan waren en eenmaal in Nederland zetten we het ding nog vlug even op de foto in een weiland tussen de schapen, om hem een herinnering te sturen. Twee uur later trokken we de auto al uit elkaar. Nou wisten wij van toeten noch blazen en krabden we ons achter de oren: hoe moesten we nou eigenlijk een racewagen bouwen? Gelukkig kwamen we in contact met de legendarische Rob van der Poel, een beroepsmilitair uit Veenendaal en een echte Ford-goeroe. Hij racete en rallyde met Cortina’s, had een heel team om zich heen gevormd en hielp anderen op gang. Zo maakte hij voor ons de rolkooi.” Martin Bijleveld schreef zich in bij de HARC en toen kon zijn broer niet achterblijven. “Die wilde dus ook zijn eigen Anglia om mee te racen. In het eerste seizoen gingen we al internationaal: Zolder, Spa en de Nürburgring, nog steeds zonder budget. Slapen deden we op luchtbedden in onze racetrailer, een oude aanhanger van een tapijthandel. Al gauw kwamen Leo Serné en Bart Uiterwaal bij ons clubje, die ook met het spul wilde racen. Alles onder de vlag van Ford Anglia Racing Team, kortweg FART.”

Meer vermogen dan wegligging
Terwijl fabrieksteams streden voor hun reputatie in het EK Historische Toerwagens vermaakten de Harry Pottertjes zich opperbest in de achterhoede van het veld. “Altijd een gezellige bende. Dat hielden we tien jaar vol, tot Boudewijn in de Gerlachbocht over de kop sloeg en zijn Anglia helemaal plat was. Ter plekke verkocht ik de mijne aan hem en kon ik op zoek naar iets anders. Iets met meer vermogen dan wegligging. Nou, dat is gelukt. Met die Anglia’s moest je altijd heel netjes rijden, bij gebrek aan vermogen. Ik zal niet beweren dat wij het altijd precies volgens de regeltjes speelden, maar legaal hadden ze 107 pk. Toen ik mijn broer ooit raceles gaf, zei ik: ‘Beeld je in dat je in een parkeergarage met zo’n geschilderde vloer rijdt en dat de banden niet mogen piepen.’ Nu ging ik de goede raad van Rob Slotemaker opvolgen, die ooit beweerde: ‘Dwarsgaan is het leukste dat een man kan doen met zijn broek aan.’ Er reden in die tijd wat Mustangs en Jaguars Mk. 2 bij de HARC, maar ik wilde iets dat je nooit zag: een Falcon. Ooit hadden Ben Huisman en Hans Deen ermee gereden en ik wist dat er een rallyhomologatie voor Monte-Carlo 1964 op zat, met een body van polyester. Extreem licht: 975 kilo, met een V8 erin. Dat kon natuurlijk nooit en het verhaal gaat dat er een leeggehaalde motor en bak van aluminium in lagen. Later werd dat aangepast naar minimaal 1100 kilo.”

Reed geen race uit
Bijleveld kocht in Engeland een half afgebouwd project en verbaasde vriend en vijand op de grid met zijn oranje slagschip. “Deze keer had ik iets meer budget, maar evengoed reed ik in de eerste vier jaar geen race uit. Ja, eentje, met een gebroken tuimelaar. ‘F*ck it,’ dacht ik. ‘Nou moet ik een keer de finish halen.’ Uiteindelijk kwam ik een KLM-piloot tegen die fatsoenlijke motoren bouwde en die de vinger op de zere plek wist te leggen. Met een door hem geprepareerde V8 van 430 pk ging het super en kon ik ineens vooraan meerijden bij de toerwagens, die toen nog een aparte klasse vormden, zonder de GT’s erbij. Ik won zelfs een paar keer, nota bene op 5,5-inch wielen met smalle banden, volgens de Monte-Carlo-sneeuwhomologatie. Met zo’n Falcon kun je niet normaal de bocht om. Hij wil uitsluitend rechtdoor en dan zit er maar één ding op: gas geven en de auto overal dwarsgooien. Op zichzelf is het makkelijk, want hij stuurt je een telegram dat hij binnenkort zal gaan uitbreken en dan hoef je alleen maar wat tegen te sturen. Je levert constant een gevecht aan boord.” Blijkbaar spreekt dat tot de verbeelding, want de ene na de andere Falcon verscheen ten tonele in het veld. “Allemaal na-apers, net als bij de Anglia’s destijds,” grinnikt Bijleveld.

Losgescheurde wielophanging
Zelfs coureurs van naam hebben hun handen vol aan dit onstuimige beest. “Jacky van den Ende, toch niet zomaar een rijder, moest er flink aan wennen. Hij stapt in wanneer zijn vader Jaap niet kan, met wie ik sinds 2006 samen race, nadat ik hem tijdens de Dakar Challenge in de Sahara had leren kennen.” Bijleveld en Van den Ende senior zouden samen een enkele wedstrijd op Spa-Francorchamps doen, maar lieten elkaar nooit meer los en maakten faam als regenrijders. “Mensen om ons heen vergissen zich daar enorm in. Op een natte baan zijn wij niet bij te houden, terwijl de lichte en compacte Mini’tjes eigenlijk die naam hebben. Het scheelt dat er met die relatief smalle banden minder aquaplanning optreedt.” Saai wordt het nimmer. “We maken de gekste dingen mee. Afgebroken wielen, een wegvliegende motorkap, wat wel voor goede koeling zorgt. Vorig jaar kwam Jacky tot stilstand met een losgescheurde wielophanging rechtsvoor, daar waar je altijd de kerbstones meepakt. Ik heb de carrosserie in de loop der jaren al wel vijf keer gelast. Tja, niet gek natuurlijk, gezien de leeftijd van the old warhorse.

Jonge rijders kans geven
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en zo verwelkomde Martin Bijleveld jaren geleden toch weer twee Anglia’s in de schuur, ditmaal reeds geprepareerd voor de racerij. “Ik had bedacht dat ik jonge rijders de kans zou willen geven om in de historische autosport te beginnen. Ha, de ene verkocht ik aan Bart-Jan Deenik, die eh… toch best wel een beetje oud is. Met de andere zou Frits Campagne gaan rijden, óók een pensionado, die zich nu echter met andere dingen bezighoudt. Jammer, want de HARC heeft nog wel eens initiatieven opgepakt om kleinere auto’s te promoten. Ik zie het er nog wel een keer van komen dat ik zelf weer in die Anglia stap. Dat ik hem knap maak en gewoon, net als vroeger, lekker achter in het veld ga rijden.” Zonder vermogen en met een aardige wegligging. Het is waarschijnlijk een kwestie van tijd voordat iedereen Bijleveld dan weer na-aapt.  

Meer informatie: www.harc.nl

Tekst: Aart van der Haagen & foto’s: Rudolf Dieben

Wil jij ons magazine ook lezen? Meld je dan aan via “bestellen” op onze website: www.start84.nl

Lees meer