Het uitgestelde kartseizoen 2020 is bijna perfect begonnen voor Theo Visser. Na zijn dominante eerste NK-weekend in Strijen met drie zeges was de 13-jarige karter uit Amsterdam ook in Venray de beste coureur in de RK1. Dit keer pakte hij geen drie maar twee zeges. In de tweede race moest Visser genoegen nemen met de derde plaats. “Dat was wel een teleurstelling, maar ik heb me in de derde race weer naar voren geknokt.”
In de trainingen op vrijdag had Visser wat problemen met zijn motor. “Dat hebben we op zaterdag opgelost door de motor te vervangen en daarna liep het weer geweldig. Zondag had ik de snelste tijd in de kwalificatie en won ik twee races, maar ik baal toch wel van die derde plaats in race 2. Ik liet een gat waardoor iemand me in kon halen en bij de actie verloor ik jammer genoeg direct nog een plaats.”
De derde race kende een zinderend verloop. “Ik startte als derde en pakte direct bij de start de nummer twee. Halverwege de race lag ik weer aan kop en kwam Sky Defourny weer bij mij binnendoor, maar hij schoot rechtdoor. Daardoor verloor ik wel de kop aan Fabian Feliciano die binnendoor kruiste. In de laatste ronde heb ik hem met een uiterste poging toch nog in kunnen halen. Dat geeft een heerlijk gevoel als je in de laatste ronde de winst kan pakken. Daar doe je het voor.”
Korte tijd was zijn overwinning onzeker, omdat Visser onder een gele vlag ingehaald zou hebben, maar dat bleek niet het geval. “Waar de marshall staat, moet je een lijn over de baan trekken en vanaf daar gaat geel pas in. Gelukkig was ik Fabian voor die lijn al voorbij. Na de uitloopronde viel mijn motor uit en wilde ik mijn kart omhoog duwen richting de weging, maar gelukkig werd ik geholpen door mijn teamgenoot Mick Snippers. ”
Toch had Visser ook minimaal zo genoten van de eerste race waarin hij felle gevechten uitvocht. “Race 1 was eigenlijk wel het leukst. Met zijn tweeën naast elkaar door de bochten en door de chicane. Dan haalde Sky mij in, dan ik hem weer. Close racing tegen jongens waar ik het naast de baan heel goed mee kan vinden.”
Terwijl Theo Visser de hoofdprijs binnensleepte op Raceway Venray, had zijn vader Cor een race op Circuit Zandvoort tijdens de Historische Grand Prix. Het was voor de Amsterdammer tevens zijn eerste kennismaking met de nieuwe bankings op Zandvoort. In zijn 60 jaar oude Austin Healy deed Cor het in de races keurig en werkte hij zich goed naar voren. “Ik had me in een veld van 43 auto’s als 30e gekwalificeerd. In race 1 reed ik van P30 naar P19 en in de tweede race stootte ik door naar P13. Dat betekende P7 in mijn klasse.”
Cor genoot met volle teugen in Zandvoort: “Ja, het ging lekker. Ik racete voor het eerst met die nieuwe bochten op Zandvoort en was 7 seconden sneller dan ooit. Ik merkte dat ik de baan nog moest verkennen en dat je harder door de kombochten kunt, maar je moet ook een beetje zuinig zijn op die auto. Ik rij toch met een oude bak met die smalle bandjes. Ik heb het naar mijn zin en doe mijn best, maar ik rij wel tegen dikke auto’s. Er zitten ook Ford Mustangs tussen.”
“Het is wel jammer dat ik niet bij alle kartraces van Theo aanwezig kan zijn”, vertelt Cor. “Door Covid-19 wordt alles in elkaar gepropt. Mijn autoraces zijn ook allemaal in het laatste halfjaar. Het volgende NK van Theo in Brabant mis ik ook, omdat ik dan een race in Dijon heb. Afgelopen zondag belde Theo me na de races op en zei hij me dat hij twee races gewonnen had en een keer derde was geworden. Ik ben trots op hem. Ik race al 20 jaar, maar ik hoef hem niets meer te vertellen. Het belangrijkste vind ik dat hij sportief racet.”
Het racen in historische auto’s is iets waar Theo ook van droomt. “Ik wil na het karten de autosport in. Het liefst zou ik dan in de Lotus van mijn vader willen rijden. Die had al 15 jaar niet meer gereden, maar was laatst in Zandvoort bloedsnel. Ik mocht er op de parkeerplaats ook even in rijden en daar heb ik mijn handtekening op het asfalt gezet door een donut te draaien en voor de eerste keer te driften.”
TheoTheo Visser wil via deze weg graag zijn team Project One, zijn vader Cor en moeder Laura bedanken.
Foto’s: Bas Kaligis